Woordenschat gerangschikt volgens de volgorde van de zinnen

Ostendere: ostendi,ostentum tonen
Hannibal: -alis Hannibal, Karthaagse bevelhebber
Antiochus: i Antiochus, koning van Syrië
in in, op
campus: i veld, vlakte
copiae: arum troepen
ingens: ntis reusachtig
qua die, dat
populus: i volk
Romanus: a,um Romeinen
facere: io,feci,factum doen
comparare voorbereiden
Thais: idis Thaïs
habere: habui,habitum hebben
niger: gra,grum zwart
niveus: a,um hagelwit
Laecania: ae Laecania
dens: dentes tand
quis: quid? hoe
ratio: onis berekening,verstand,reden
esse: fui zijn
emere kopen
haec: hic,hoc die,dat
ille: illa,illud die,dat,hij,zij,het
suus: sua,suum zijn,haar,hun
ego: mei,mihi mijn
reddere: reddidi,redditum teruggeven
ager: agri akker,gebied
qualis: is,e hoeveel?
Linus: i Linus
Nomentanus: a,um Nomentam, stad in het Sabijnse land
tuus: a,um jij
non niet
videre: vidi,visum zien
cum toen
valere: valui,valitum gezond zijn, het goed stellen
auctoritas: atis gezag,aanzien
captivus: i gevangene
retinere: retinui,retentum vasthouden
ipse zelf
neque niet
is: ea,id die,dat
caritas: atis liefde
patria: ae vaderland
nec noch
cura: ae zorg
suus: a,um zijn,haar,hun
Titus Titus (=voornaam)
Manlius Manlius (=achternaam)
spiculum: i speer
inter tussen
auris: is,e oor
equus: i paard
figere: fixi,fixum vertrouwen
ad naar,tot,bij
vulnus: us wonde
sensus: us het voelen
magnus: a,um groot
vis kracht,geweld
caput: pitis hoofd,kop
quatere: io,quassum schudden
excutere: cussi,cussum losgooien
eques: itis ruiter
qui: quae,quod die,dat
ferrum: i zwaard
interfacere: io,-feci,-factum doden
Coriolanus: i Criolanus; volgens Livius trok hij in 491v. Chr. met Volsci, een naburige stam, tegen zijn eigen volk.
consternare: doen schrikken, opwinden
mater: tris, tre moeder
adire: adii, aditum zich begeven
complexus: us omhelzen
accipere: ontvangen
utrum: of
hostis: is,e vijand
filius: i zoon
venire: venii, venitum gaan
castris: is, e kamp
tuus: a, um jij
hospes: pitis gast, gastheer, vreemdeling
dicere: dixi, dictum zeggen
paulum: i weinig
adstare: -stiti erbij staan, blijven staan
perlegere: -legi, -lectum helemaal lezen

grammatica